Aan alles komt een eind - Reisverslag uit Kosciuszko National Park, Australië van Sanne Rijn - WaarBenJij.nu Aan alles komt een eind - Reisverslag uit Kosciuszko National Park, Australië van Sanne Rijn - WaarBenJij.nu

Aan alles komt een eind

Door: Sanne

Blijf op de hoogte en volg Sanne

13 Juni 2014 | Australië, Kosciuszko National Park

Als we wakker worden regent het nog een beetje, maar we besluiten toch verder te gaan rijden. Met ons geluk knapt het in de loop van de dag wel weer op. We rijden verder langs de kust en stoppen op het strandje van Mystery Bay (inmiddels zonnig, jeej!), wat ook weer een geweldig mooi stukje kust blijkt te zijn. Voor het strandje breken rotsblokken de golven en als we richting het noorden kijken, kijken we op een klif waar de golven hoog op stuk slaan. Tsja, hier moeten we wel kamperen natuurlijk.. al hebben we dan maar zo'n 20 kilometer gereden vandaag.

Eerst even naar Central Tilba om te tanken, een dorpje iets verderop dat zijn 19e eeuws huisjes goed bewaard heeft. In het hoofdstraatje zitten nu art gallaries, kadowinkeltjes en een kaasfabriekje. Lekker lunchen kun je er ook. In het cafe is gratis wifi en dus kunnen we de auto op Gumtree (de Australische marktplaats) zetten. Ik heb een advertentie geschreven met tien redenen waarom deze auto beter is dan welke dan ook (en we menen het nog ook), nu maar duimen!

Terug in Mystery Bay rijden we de campground op, gelegen in het bos achter de kustlijn, die bijna compleet uitgestorven is. We vinden een plekje op de klif en als we een paadje aflopen richting de kustlijn, zien we weer eens een spectaculair uitzicht. De rotsen hier zijn donkergrijs en bestaan uit richeltjes, waarlangs je een heel stuk naar beneden kunt klimmen richting de felblauwe zee, die afsteekt tegen de kleur van de rotsen. Ver voor ons ligt Montague Island met zijn iconische vuurtoren (stel je voor dat je daar lighthousekeeper bent, zo ver uit de kust!), omringt door donkergrijze wolken die af en toe een felle bliksemstraal boven zee uitspugen. Laat mij hier maar even zitten.

Niet te lang natuurlijk, want het wordt alweer vroeg donker. We proberen een vuurtje te maken, maar al het hout is drijfnat. Jammer, want met deze temperaturen zou een vuurtje wel lekker zijn! We spelen nog wat mens-erger-je-niet op Nick's tablet en hij maakt een pan custard klaar, terwijl de hemel boven ons op licht. 'Nick, ga je nog even mij onweer kijken op de klif?' Nick, niet echt wild van onweer, staat niet te springen, maar gaat wel mee. Helaas zien we alleen de hemel oplichten, van bliksemschichten is geen sprake meer. Dan maar terug, de tent in en een filmpje kijken. Met het tikkende geluid van de regen op ons dak, want dat kan natuurlijk niet uitblijven. Wel knus.

De volgende ochtend miezert het nog een klein beetje, de laatste druppeltjes, en daarna wordt het een heerlijke zonnige dag. Nou, dat kan ik wel gebruiken! Alles is vochtig in de auto en de tent en na een tijdje gaat dat best wel vervelen. Kunnen we mooi alles drogen in de zon! We ontbijten op het strandje (waar een puppy enthousiast de auto in springt.. ALLES onder het zand!) en rijden daarna via een toeristische kustroute door naar Bermagui.

Daar is het 'blue pool', een zwembad tussen de rode rotsen gebouwd dat gevoed wordt door de golven. Super gaaf gezicht, echt heel mooi gedaan! De verleiding om te gaan zwemmen is best groot, maar het lijkt me zo koud om er weer uit te komen... Nick is wel heldhaftig genoeg en duikt er na de nodige opwarmingsoefeningen in. Er zwemmen zelfs vissen in!

We nemen ook nog een kijkje in de haven en eten een fish 'n chips, vers uit de zee (de vis dan). Dan heb ik ineens weer bereik met mijn mobiel en zie ik dat ik een voicemail heb: er heeft iemand gereageerd op de advertentie! Nick belt meteen terug, maar er blijkt een verkeerd nummer ingesproken en dus krijgen we niet de juiste persoon aan de telefoon... Super balen natuurlijk!

Zo'n beetje de hele zuidkust van NSW bestaat uit nationale parken (afgezien van de kustdorpjes tussendoor) en dus laat de volgende niet lang op zich wachten: Mimosa Rocks. Er zijn een aantal plekken die je daar kunt bezoeken, maar de mevrouw van het informatiecentrum in Bermagui heeft ons er drie aangeraden en we besluiten die aan te houden.

Eerste stop zijn de 'Mimosa Rocks' zelf, die genoemd zijn naar een boot die daar gezonken is (er zijn betere manieren om iets naar je vernoemt te krijgen lijkt me). De Mimosa Rocks liggen aan de noordkant van een kleine baai en bestaat uit een piramidevormige, hoge verzameling van rode, puntige, rotsen. Het strandje zelf bestaat uit grotere en kleinere ronde, rode, paarsige, witte en grijze keien en wordt omringd door een bos. Aan de zuidkant van de baai is nog een uitstekend rotspunt, maar deze is begroeid met bomen en struiken. Weer zo'n paradijsje, ongelooflijk.. Ik krijg zoveel kadootjes.

Op de terugweg naar de auto val ik helaas op mijn kont. Die stomme regen heeft alles glad gemaakt. Ik geloof niet dat ik de winter in Australië heel leuk vindt. Gelukkig is de schade niet meer dan een zere schouder (uit de kom), pols en een pijnlijke bil.

We kamperen iets verderop in het park en bezoeken de volgende dag nog wat overblijfselen van een huis dat hier gestaan heeft (en in de jaren '70 geschonken is aan het park) en een strandje. Allemaal mooi, maar we hebben de afgelopen dagen zoveel strandjes gezien, dat we er wel weer even genoeg van hebben.

Via de kust gaan we verder naar Ben Boyd NP, nog zo'n juweeltje waar ik erg naar heb uitgekeken. Ben Boyd NP ligt verspreid over een enorme afstand langs de kust en wordt hier en daar onderbroken door een dorpje. Onze eerste stop zijn 'the Pinnacles', een rotsformatie uit zandsteen die overloopt van rood aan de toppen, naar wit aan de onderkant en uiteindelijk uitloopt in de zee. Helaas kunnen we het alleen van bovenaf bekijken, want het wandelpad richting het strand is afgesloten. Volgende keer dan maar... Grapje.

Als we daar vandaan komen is het alweer eind van de middag en dus bijna donker. In het eerstvolgende dorpje, Eden, maken we eten klaar bij de bbq, terwijl we in de baai nog wat dolfijnen zien ronddobberen. We ontmoeten een 82 jarige kwieke dame, die vorige week besloot dat ze alles thuis even zat was en nu met haar autootje een reis aan het maken is naar ze-ziet-wel-waar-het-schip-strandt. Een man wacht er niet op haar thuis, want: 'I got traded in for a younger model 21 years ago, best thing that ever happened to me!' Ons andere gezelschap is haar 60 jaar jongere Chinese reisgenoot, die ze gisteren ergens onderweg heeft opgepikt. Als het donker geworden is, schijnt ze ons bij met het licht op haar Iphone, wat alleen onderbroken wordt als haar kleindochter haar belt om te vragen of ze al een vriendje heeft opgepikt onderweg. Mooie dingen.

Eenmaal donker heeft het natuurlijk geen zin meer om verder te rijden, dus vinden we een kampeerplek naast het voetbalveld. De volgende ochtend om 06.30 word ik bruut wakker gemaakt door Nick. Meneer is wakker en dus moet ik ook opstaan. 'Daag, veel te koud buiten, ik blijf nog even liggen.' 'Nee, je moet opstaan, want we hebben maar heel weinig zonlicht over de dag en dus moeten we er zoveel mogelijk gebruik van maken.' 'Het is nog niet eens helemaal licht!' 'Ja, daarom moeten we nu al opstaan.' Codetaal voor 'ik kan mezelf niet vermaken, dus moet jij ook opstaan als ik opsta'. Zucht, ok dan.

Brr, koud. Gelukkig zijn er warme douches in de haven (nou ja, lauw warm wisselend naar koud) en gaat niet veel later het 'Killer Whale Museum' open. Daar verdiepen we ons in het verhaal van 'Old Tom'. In de 19e eeuw waren hier een aantal 'whaling stations'. De walvisjacht kon zeer winstgevend zijn, de olie was een geliefd ingrediënt voor een scala aan producten, mits je ze wist te vinden en te vangen.
De walvissenjacht verliep over heel Australië (en Nieuw Zeeland) ongeveer hetzelfde. Zodra er een walvis werd gespot, werd er met een houten (!) boot op af geroeid en werd het arme dier geharpoeneerd. Dan lieten ze de walvis zichzelf uitputten, waarbij de boot soms wel uren kilometers over zee werd meegesleept. Zodra de walvis de strijd had opgegeven, konden ze hem terug slepen naar de kust en daar de olie onttrekken.

In deze baai, Twofold Bay, verliep het proces een beetje anders. Eén van de bedrijven in de baai had namelijk voornamelijk Aborigines in dienst. Die hadden namelijk veel beter zicht en joegen al duizenden jaren op walvissen in de baai (ze hadden best een goed CV zeg maar). Naar verluidt riepen ze in een ceremonie orka's ('killer whales') op om hen bij de jacht te helpen en datzelfde principe pasten ze nu toe voor de whaling stations.

De Aborigines wisten dat de orka's alleen de tong en lippen van een walvis opeten en dus leerden ze 'de witten' om een getroffen walvis achter te laten op zee (met een boei zodat ze hem konden terugvinden) en de orka's hun traktatie te gunnen. Als tegenprestatie hielpen de orka's, onder leiding van de orka 'Old Tom', bij de jacht. De orka's spotten de walvis al ver op zee, joegen hem als collectief richting de baai en daarna zwommen er één of twee naar het huis van de walvisjager. Daar sloegen ze net zo lang net zo hard met hun staart op het water tot die wakker werd. De walvisjagers gingen daarop met hun bootje de zee op, pasten hun trucje toe, lieten de walvis een paar uur achter zodat de orka's ervan konden snoepen en haalden hem daarna op.

Wat een bijzonder verhaal! Ongelooflijk hoe slim die orka's waren. Vooral 'Old Tom' blijkbaar, die de groep aanvoerde. Toen één van de zonen van de baas van het walvisstation ten onder ging tijdens een boottocht, was zijn lichaam spoorloos. Een paar dagen later werd het teruggevonden, op de plek waar 'Old Tom' al een paar dagen aan het rond zwemmen was..

In 1931, na tientallen jaren van succesvolle walvisjacht, werd het lichaam van 'Old Tom' aan de kust gevonden. Daarmee ging ook het bedrijf over de kop: door de jacht was het aantal walvissen aanzienlijk geslonken en nu de orka's hen niet meer kwamen helpen (want na de dood van 'Old Tom' organiseerden ze zich niet meer) was het onmogelijk het bedrijf nog winstgevend te houden. Gelukkig werd een paar decennia later de walvisjacht geheel verboden in Australische wateren en is het aantal walvissen dat langs komt zwemmen van een paar honderd weer gestegen naar zo'n 5000 per jaar!

Eén van de eerste walvisjagers in Twofold Bay was Ben Boyd en daarom is het omringende nationaal park naar hem vernoemd. We gaan het park weer in richting Bittangabee Bay en moeten 20 kilometer over een dirtroad, waarop Nick (in zijn woorden) 'hele Grand Canyons' moet omzeilen. Er zitten nogal wat kuilen en scheuren in de weg. 'Je wilde toch nog een beetje four wheel driven, Nick?'

Zodra we de afslag richting de campground nemen vind ik het al een leuk park: er staat een bord met 'please collect firewood from the side of the road' en langs de weg vinden we inderdaad mooi op maat gezaagde stukken hout. Waar je normaal in een nationaal park nét aan een vuurtje mag maken en daarvoor je eigen hout moet meenemen (sprokkelen in het bos is vaak een absolute no-no), ligt het hier gewoon netjes voor je klaar. Nice.

Ik word nog blijer als ik de campground zie! Het is super mooi onderhouden, groot en er is een bbq area mét een kraantje. Dus? denk jij misschien. Nou, toegang tot water is best wel een luxe! We hebben allebei behoorlijk honger en dus bouwt Nick voor ons een hamburger waar Burger King een puntje aan kan zuigen.

Smullen. We raken aan de praat met een jongen met een enorme baard, die op de bbq naast ons vis aan het bakken is. We raken aan de praat en hij vertelt ons dat hij al een maand of twee aan het lopen is, vanaf Melbourne. Hij was het ff zat thuis, zegt ie. Alles achter gelaten en gewoon gaan lopen. Ik blijk niet de eerste die hem associeert met Forrest Gump, blijkt. Hoewel ik hem wel attendeer op het verschil tussen hen: Forrest had een aantal volgers. Die heeft hij niet.. hoopt ie.

Het stuk tussen de zuidkust van NSW en Melbourne heet 'the Wilderness Coast' voor een goede reden: er zijn nauwelijks dorpjes en het grootste deel bestaat uit nationaal park. Hij loopt al die tijd al over stranden en door bossen, eet alleen de vis die hij vangt en af en toe wat bessen (waarvan ie niet zeker is of die giftig zijn of niet..) en drinkt water uit stroompjes. Hij is in de maanden nog maar weinig mensen tegengekomen. Ik vraag grappend of we zijn rust niet verstoren, maar het is duidelijk dat hij wel blij is weer even contact te hebben, ook al is hij wat onzeker daarin.

Toevallig zat ik net in de auto hier naartoe te bedenken hoeveel de Aussies voor ons doen en hoe weinig wij terug te geven hebben. Gelukkig biedt zich hier meteen een mooie kans aan: we maken een hamburger voor hem klaar en ik geef hem wat wortels. Ik heb nog maar weinig keren iemand zo ontzettend zien genieten van een wortel haha. En de hamburger natuurlijk! Het is zo'n belevenis dat ie ermee op de foto gaat. Als tegenprestatie krijgen we van hem wat vis, want hij heeft meer gevangen dan hij op kan eten.

Het is zo'n enorm mooi plekje, ik geniet met volle teugen. We maken een kampvuur en genieten de rest van de dag van de warmte en de rust. Er komen ook nog wat rare vogels rondhoppen, een soort mix tussen een kalkoen en een pauw. Geen idee wat het zijn, leuk zijn ze wel.

De dag vliegt gauw om en omdat het hier zo fijn is, bespreek ik met Nick om nog een dagje te blijven. We hebben niet betaald voor het np en het is dit weekend 'June Long Weekend', omdat maandag de koningin van Engeland jarig is. Daar geven de Aussies niet zo heel veel om, maar die vrije dag vinden ze wel lekker. Waarschijnlijk wordt het dus kneiter druk op de camping en komen de rangers controleren, maar morgen is het vrijdag en nog rustig, dus ik schat zo in dat we ons nog niet druk hoeven te maken om controlerende rangers.

Uiteraard is het alweer vroeg donker, rond 20.00 maken we het vuur uit en ruimen we de spullen de auto in, klaar om naar bed te gaan. Zonder het vuur is het écht donker en dat merk ik pas echt als ik tegen een paaltje aanloop en mijn val gebroken wordt door mijn oog... op de punt van een campingstoel. Au!!! Die winter in Australië is levensgevaarlijk joh. Bovenop de pijnlijke bil en arm van de vorige val, heb ik nu ook een grote blauwe plek op mijn bovenbeen en een dik oog. Ik ga er steeds gehavender uit zien.

De volgende morgen gaan we, om eventueel controlerende rangers te ontwijken, voor de zekerheid vroeg het park in. We rijden naar de vuurtoren in het zuidelijke puntje van Ben Boyd NP. Bij elke vuurtoren neurie ik 'I wanna marry a lighthouse keeper and keep him company'. Het leven was hier dan misschien ontzettend zwaar (het werk was zwaar, er was geen ander gezelschap dan de drie families die hier woonden, er waren weinig voorraden, etc.), de plekjes waar die vuurtorens staan zijn ongelooflijk mooi en bovendien zien die cottages er altijd zo schattig uit. Ik zou best wel met een lighthousekeeper willen trouwen hoor.

Als we naar de punt van de rots lopen zien we wat zeehonden ronddobberen en verderop spuiten schat ik een stuk of vier walvissen water metershoog op. Wat heb ik toch een rotleven. Het enige wat ons vrij snel weer van de rots af helpt is de snijdende koude wind. Het is inmiddels winter en dat merken we goed.

In de tijd van de eerste kolonisatie was scheepvaart een gevaarlijke onderneming langs de rotsachtige zuidkust van Australië, iets waar we al eerder over leerden aan de 'Shipwreck Coast'. De keten van vuurtorens verlichtte (woordgrap) dat wel iets, maar toch mocht dat voor een paar honderd avonturiers niet baten. Ook hier werd men niet gespaard en een paar honderd meter van de vuurtoren ligt een begraafplaats.

In 1888 verging de Ly-ee-moon hier op Green Cape. De vuurtorenwachters wisten van de 70 mensen op het schip 15 opvarenden van de voorkant van het in tweeën gebroken schip te redden (nog zo'n dankbare taak bovenop het toch al zware werk van de vuurtorenwachters), de anderen vergingen met het schip. Een twintigtal lichamen werd gevonden en hier vlakbij de vuurtoren begraven (niet met uitzicht op zee, daar zou ik geloof ook geen behoefte meer aan hebben..). Er staan een aantal kruizen en er is een herdenkplaat met daarop de namen van diegenen die ze hebben kunnen identificeren. Drie onbekenden vallen vooral op: 'Three unknown, one of which had a German accent and an unknown Greek, given passage at the request of the cook'. Doe je zo je best en dan is dat het enige waaraan je herinnerd wordt, ik zou er best van balen.

De eerste kolonisatie van Australië blijft me fascineren, er was hier niks en toch waren mensen niet bang om het avontuur aan te gaan en hier opnieuw te beginnen. Alle 'gemakken' waarvan ze in het ontwikkelde Europa voorzien waren, lieten ze achter zich. Daar kregen ze, als ze de reis overleefden, een land voor terug zonder wegen, artsen, winkels...

Dat is denk ik nog steeds te merken in de hedendaagse Aussies: ze houden van avontuur, zijn open, inventief en nog altijd bereid een ander te helpen wanneer nodig. Een buurman in ons tijdelijke thuisdorp Maianbar in Royal National NP vertelde ons dat een Japanse collega van hem de Aussies ooit 'friendly savages' noemde en dat is een hele gepaste omschrijving.

Onderweg terug naar de campground zien we nog een bordje dat terug wijst naar de kustlijn. Inmiddels weten we wel dat je onbekende bordjes altijd moet volgen en dus volgen we de enorme blubberweg (de auto is nog nooit zo vies geweest, heel handig vlak voor de verkoop..) terug naar de kustlijn, een stukje noordelijker. Het blijkt de rit weer meer dan waard: we komen op een groot zwart rotsplateau, dat metershoog boven de zee uittorent en omringd wordt door oranje/rode rotsen waar de helderblauwe zee op uitkomt (het heet hier niet voor niks 'the Sapphire Coast'). Nick gooit een hengeltje uit, maar ziet gelukkig ruim op tijd 'the Fisheries' aankomen, die op vergunningen checken. Die hebben we natuurlijk niet. Ze hebben gelukkig de hengel niet gezien (die Nick snel verstopt heeft achter een rots) en focussen zich op de drie andere vissers die hun geluk hier beproeven. Pfiew.. scheelt toch weer een paar honderd dollar.

Nick is vergeten dat we hadden afgesproken dat we nog een dagje zouden blijven en is verbaasd als ik ons weer terug navigeer naar de camping: 'Gaan we niet verder dan?'. Gelukkig vindt hij het wel prima om hier nog een dagje te blijven. Kamperen blijkt nog hard werken: eerst moet er hout gevonden worden voor ons vuurtje (ook overdag nodig nu, want ondanks dat het zonnetje schijnt is het toch nog best koud), de vis en daarna custard moeten op het vuur klaar gemaakt worden en Nick bouwt met het zeil een windscherm waardoor we met de douchezak lekker uit de wind een douche kunnen nemen.

Tegen het einde van de middag zijn eindelijk alle huishoudelijke / persoonlijke hygiëne taken gedaan en kunnen we nog lekker even een boekje lezen / racespelletjes spelen op de tablet ( <-- Nick) bij het vuurtje, terwijl we weer vergezeld worden door die gekke vogels. Nick denkt dat het de zeldzame lyrebirds zijn en dat blijkt later ook. Mooi, kunnen ook weer van het lijstje.

Ik ben me er vandaag vooral van bewust dat het nu echt niet lang meer duurt voor ik naar huis ga. Mijn vlucht staat over een week gepland! Ik heb een flexibel ticket en kan hem dus een beetje verzetten als ik wil, maar alles bij elkaar loopt het hier toch wel een beetje op zijn eindje. Hoewel ik nog steeds enorm kan genieten van zo'n mooi plekje en de omgeving, begint de koek op te raken. De dagen worden steeds korter, het wordt kouder, ik heb nu alles gezien en gedaan in Australië wat ik wilde (en meer!!) en ik mis mijn familie en vrienden.

We zijn nu bijna bij het zuidelijkste puntje van NSW en dus is deze roadtrip ook bijna voorbij. Extra genieten dus van dit dagje: ik hoef helemaal niks vandaag en ben weer eens omringd door een prachtig stukje natuur, zulke dagen ga ik straks terug in Nederland weinig meer mee maken.

Het enige wat mijn rust verstoord is als ik voor het eerst in een paar dagen in een spiegeltje kijk en een gek grijs plekje naast mijn dikke oog ontdek. 'Nick, wat is dit?' 'Een teek.' Oh gatver, ik heb weer een teek. Naast m'n oog! Nick weet het minuscule bloedzuigende ranzige wezentje gelukkig deskundig te verwijderen en ik geef hem zijn verdiende straf: hij mag naar het hiernamaals middels een verbrandingsdood. Bij elk gek kriebeltje dat ik daarna voel (en die zijn nogal veelvoorkomend als je in een bos kampeert) wijd ik aan een nieuwe meelifter, maar ik weet er geen meer te ontdekken. Ze schijnen echter nogal goede verstoppers te zijn..

Die avond begint het behoorlijk druk te worden op de campground, waarschijnlijk zijn mensen na hun werk meteen hierheen gekomen om het lange weekend te blijven. Dat betekent dat er sowieso rangers gaan komen en dus gaan we de volgende morgen vroeg weg.

De vraag is waarheen. We wilden de zuidkust van NSW zien en die hebben we nu uitgebreid geïnspecteerd. Dat zou natuurlijk een goede reden zijn om terug te gaan naar Sydney, maar daar hebben we eigenlijk geen zin in. Bovendien hebben we een goed excuus om door te rijden: er zijn maar liefst TWEE mensen die ons Mallacoota, net over de grens met Victoria, hebben aangeraden en dus MOETEN we daar heen.

Tussen hier en Mallacoota, 80 kilometer verderop, ligt welgeteld één dorpje en dus vraag ik Nick als we het np uit rijden of we genoeg benzine hebben om de afstand af te leggen. 'Ja joh, moet wel lukken.' Maar na een kilometer of 30 kijkt ie me toch wat vertwijfeld aan: 'Hoe ver was het nog naar het volgende dorpje zei je?' 'Nog 30 kilometer..' 'Dat moeten we wel redden... denk ik.'

Ik ben uiteraard erg verheugd als we in het dorpje aankomen, met de benzinemeter al ver in het rood. Mijn feestvreugde verdwijnt echter snel: er is één pomp, maar die staat bij een klein houten pandje waar een groot bord 'for sale' bij staat en er heel verlaten uit ziet. Dit meen je toch niet?! De volgende plek waar we kunnen tanken is Mallacoota zelf, 23 kilometer verderop.

Ik maak me natuurlijk meteen genoeg zorgen voor ons tweeën, wat Nick erg amusant vindt: 'Ben je er klaar voor om te gaan lopen? Want die benzinemeter zakt heel snel in het rood, we hebben misschien nog vijf of tien kilometer. Je ziet ook helemaal niet zoveel andere auto's hier he?' Hij jaagt me nog meer op de kast als hij onderweg per ongeluk de auto in zijn achteruit zet en hij uitvalt ('Probeer je die auto nog ff te slopen voor we weg gaan?'). Ja hoor, denk ik, gaan we toch nog in mijn laatste paar dagen hier ergens zonder benzine stranden.

Het valt natuurlijk allemaal mee en we halen Mallacoota zonder problemen. We kunnen zien waarom het ons werd aangeraden: het dorp ligt aan een 'river inlet', een groot rivierensysteem vlak achter de kust. Aan de rivier ligt een belachelijk grote camping, met 600 plekken. De twee uiterst vriendelijke dames ('we're all volunteers you see, gives us geriatrics something to do') in 'the information shed' (een charmant, beschilderd schuurtje aan de haven) vertellen ons dat het de grootste camping is in het zuidelijk halfrond. We geloven het meteen. Ze geven ons ook wat informatie over wat we hier kunnen doen.

Een boot of kano had hier geen overbodige luxe geweest, maar helaas lopen we hier niemand tegen het lijf die ons wel wat wil lenen (jammer, je begint er toch een beetje aan te wennen) en dus kiezen we ervoor het riviersysteem te laten voor wat het is en de kust verder te ontdekken.

Die ziet er hier weer heel anders uit en is ook weer heel indrukwekkend. De rotsen hier zijn één van de oudste gesteenten van Australië en zijn waarschijnlijk ontstaan door het afsplitsen van Antartica. Doordat het zo oud is, zijn de verschillende lagen een soort van 'in elkaar gedrukt', waardoor een geweldig kleurenspel van honderden lagen verschillend gesteente is ontstaan. Gelukkig heb ik een digitale camera, want ik had een rolletje hier moeiteloos binnen een minuut of vijf volgeschoten.

Tegen een uurtje of twee wordt het zonnetje weer afgewisseld door een winterse regenbui en dus zit er niks anders op dan in de kroeg een drankje te gaan doen en een pooltje te leggen. Het is tenslotte zaterdag! Daarna gaan we naar die gigantische camping, waar we in de camp kitchen een vuurtje mogen maken in de open haard (jeej!!) en de rest van de avond doorbrengen. Tussen de buien door hebben we net genoeg tijd om naar de auto te sprinten.

De volgende morgen regent het nog steeds, bah. We staan opnieuw voor de vraag waar we nu naar toe gaan. Op de campground in Ben Boyd NP raadde een local ons aan om naar het aangrenzende Croajingolong National Park (onuitspreekbaar trouwens), naar haar mening één van de mooiste stukjes Australië. Nou hebben we dat natuurlijk al vaker gehoord, maar het is niet aan ons om de ene mening meer waardevoller te achten de andere. Dus rijden we nog een klein stukje zuidelijker.. 90 kilometer maar.

Onderweg stoppen we om 'Genoa Peak' te beklimmen, een wandeling van 1.5 kilometer omhoog. Vanaf de punt zou je 360 graden uitzicht over het gebied, inclusief Mallacoota en het riviersysteem moeten hebben. Dat lijkt me vandaag gezien de bewolking wat onwaarschijnlijk, maar aangezien we wat exercise nodig hebben, gaan we de wandeling toch gewoon doen. Het gaat onderweg stortregenen, maar we bikkelen gewoon door. Niet klagen, maar dragen. En bidden om kracht.

Als we helemaal boven zijn (met knikkende knietjes, de hoogtevrees steekt weer de kop op het laatste stukje dat over de rotsen geklommen dient te worden), hebben we inderdaad niet 360 graden zicht, maar het was toch zeker de moeite waard. Boven Mallacoota en een deel van het NP is de bewolking weggetrokken en we worden getrakteerd op de dikste regenboog die ik ooit heb gezien. Gaaf.

Dan begint de volgende uitdaging: terug naar beneden. Nick helpt me galant langs de rotsachtige top naar beneden en daarna komen we weer op het bospad. Waar ik aan de heenweg snel de gedachte aan weggestopt had, blijkt waarheid: het is één grote glibberboel. 'Nick, loop jij maar op jouw tempo naar beneden, ik ga ff rustig aan doen, want hier ga ik geheid vallen.' Het duurt natuurlijk niet heel lang voor dat waarheid wordt en ik ga op een wat steiler stukje weer op mijn kont.

Dat is dan drie keer deze week, ik geloof niet dat ik de winter in Australië heel leuk vind. Nu heb ik naast een zere rechterbil en linkerarm, een blauw rechter bovenbeen en een dik oog, ook een blauwe linkerbil en een bloedende rechterhand. Terug in de auto zet ik Acda & de Munnik's drie keer vallen op en de tekst klopt bijna, want voor mij is het: 'drie keer vallen en ik wil naar huis' ;). Was toch een mooie wandeling.

We rijden de 50 kilometer niks verder, naar het dorp Cann River, waar de afslag het nationaal park in is. Het gaat alleen onderweg nóg harder regenen en nu zien we door de regen bijna niks meer. Niet echt de ideale omstandigheid om in een np te gaan kamperen. Dus zetten we de auto stil in Cann River, twijfelend of we nou wel of niet verder moeten gaan. Tsja, we zijn wel nu al 50 kilometer hierheen gereden om daar te gaan kijken.. Maar ja, het is wel nog 40 kilometer naar de campground en met dit weer gaan we toch niks van het park zien. Zo zitten we een beetje voor ons uit te staren, naar de regen. Dit heeft ook geen nut: 'Kom Nick, ik trakteer je op een koffie met iets lekkers.' Niks beters na een pijnijke val en een doorweekte wandeling dan een Vanilla Chai Latte en een scone met jam en slagroom. Laat het maar regenen, ik zit hier wel ff goed.

We vragen advies aan de mevrouw van het café, die ons vertelt dat het echt wel ongelooflijk mooi is daar. Volgens het weerbericht zal het morgen, net als vandaag, af en toe regenen en er is een waarschuwing voor harde windstoten. Hmm. Maar, zegt zij, je kunt daar heel beschut kamperen, dus op zich hoeven we ons daar geen zorgen over te maken.
Goed, we zijn hier nu toch en het is nu droog, dus we gaan het gewoon doen. Dit keer gelukkig over een veel betere dirtroad, 40 km richting de volgende vuurtoren.

Gelukkig wordt het onderweg droog en blijft het dat ook als we de volgende 2.2 km richting de vuurtoren lopen. Het is waar: ook hier is het weer adembenemend mooi. De kustlijn bestaat uit grote oranje rotsblokken, waar de wilde golven hoog op stuk slaan, afgewisseld met gigantische zandduinen. We kunnen niet al te lang blijven rondhangen, want het wordt al bijna weer donker. Terug bij de auto zijn we best trots op onszelf: we hebben vandaag bij elkaar toch zo'n 7.5 kilometer gelopen.

Nick weet nog een kampvuurtje aan te krijgen, wonder boven wonder met al dat natte hout, waar we ons een uurtje aan warmen. Dan begint het weer te regenen. En we hebben ook geen eten, want de supermarkt in Cann River was dicht. Nick's humeur blijkt er erg onder te lijden te hebben: een broodje kaas voor het slapen gaan is écht niet genoeg. Ik bied nog aan om terug te rijden naar Cann River en daar een pubmeal te halen, maar dat is ook niet de bedoeling, want dan kunnen we morgen geen wandeling door de zandduinen maken. 'En ik heb niet 80 kilometer omgereden voor nog een fucking lighthouse.'

Dus kijken we een filmpje in de auto (lekker warm met de kachel aan) en liggen om 20.00 uur weer op bed. De volgende morgen is het zowaar warm én zonnig, heerlijk. We hebben alleen na al dat wandelen gisteren niet zoveel motivatie meer en de wandeling naar de zandduinen kost volgens het bordje 2 uur. Maar, we hebben niet voor niks 40 kilometer gereden en dus gaan we op pad.

'Hoe lang denk je dat we aan het lopen zijn?', vraagt Nick na een tijdje. 'Uhm, een half uur ofzo?' 'Nee, 13 minuten.' '13 Minuten?! Ik had gehoopt dat het een uur lopen was door de zandduinen heen, weet je wel. Dat je tien minuten loopt en dat de zandduinen er dan al zijn en dat je dan als je wilt nog verder kan kijken..'

Niet dus, maar uiteindelijk valt het toch wel mee: na een minuut of 30 lopen door een bospad komen we dan in de indrukwekkende zandduinen terecht. Een enorme duinpan strekt zich voor ons uit. 'Ff daar over het randje kijken?' We voelen ons echte nomaden en binden allebei een T-shirt om ons hoofd. Op avontuur, naar het randje van de zandduinpan.

Best ver.. Best zwaar door dat zand.. Puf, puf... dorst.. Een kameel zou nu wel handig zijn. Die rand van de pan is toch iets verder dan gedacht. 'Is best balen denk ik, als je verdwaald bent in de woestijn.' Het is het lopen wel waard, want over het randje kijken we over de kustlijn, bezaaid met nog meer zandduinen, met daarachter een groot bos waar een riviertje doorheen loopt. Het riviertje waar wij aan kamperen.

'Hmm, best ver weg nog, zou er een afsnijweg zijn?' Als echte avonturiers zoeken we een afsnijweg door de bebossing tussen de duinpan en de kust, richting het bospad dat ons hierheen heeft gebracht. Het is alleen allemaal zo dichtbegroeid en best wel stijl en ik ben (verrassing) behoorlijk krakkemikkig.

Misschien toch maar niet doen. Dus moeten we weer he-le-maal terug door de duinpan naar waar het bospad begint. Inmiddels is het zonnetje volop gaan schijnen en hebben we het heet met onze dikke kleding aan. We hebben het heet en we hebben dorst, we voelen ons echte nomaden. Nick krijgt zelfs waanbeelden, gaat midden in de duinpan liggen en likt aan het zand: 'Water!' Gelukkig heeft ie zijn T-shirt met een glas water erop aan ('half water, half air, technically the glass is always full!'), dus ik laat hem liggen. 'Nick, je weet het, het glas is altijd vol he! Ik zie je later.'

Na de wandeling (die ik weet af te leggen zonder ook maar één keer te vallen!) rijden we terug naar Cann River en begint het weer te regenen. Tsja, zit niks anders op dan ons cafeetje maar weer op te zoeken voor een Chai Latte, dit keer vergezeld door een chocolade muffin. 'He, sinds wanneer leven wij als koningen dan?' vraagt Nick. Nou, sinds ik over een paar dagen naar huis ga, het regent en ik gehavend ben :).

'How did you find it?' vraagt de cafemevrouw. Blijkbaar heeft het hier gisteren ongelooflijk hard geregend en heeft ze zich zorgen gemaakt. Ze zei nog tegen haar man: 'Oh no, I've sent two people into the park this afternoon!' Gelukkig kan ik haar gerust stellen: twee wandelingen gemaakt in een prachtig zonnetje, viel allemaal reuze mee.

Nu wordt het echt tijd om terug naar Sydney te gaan reizen. Mijn vlucht staat al over drie dagen! Ik wilde eigenlijk twee dagen geleden bellen om hem een weekje te verzetten (ik wil Nick nog helpen met de auto te verkopen, maar omdat ik niet wist hoe lang de roadtrip zou duren en of we de auto al zouden verkopen heb ik nog niet eerder gebeld), maar ik was vergeten dat het weekend was. En omdat het LANG weekend is, kan ik ook vandaag, maandag, niet bellen. Dus kan ik pas morgen, dinsdag, bellen om mijn vlucht voor donderdag te verzetten. Wel een soort van spannend allemaal, want als ik hem niet een weekje kan verzetten en misschien twee of drie weken moet wachten, ga ik liever gewoon donderdag naar huis. Maar dat weet ik dus morgenochtend pas. Zucht.

Anyway, we gaan dus terug naar Sydney. Omdat we zuidelijk langs de kust zijn gereden, willen we via het binnenland terug. Toen we voor the Grace Christian Centre werkten, reisden we door NSW, hebben we echter zo'n beetje alles al gezien. Enige wat nog mist is de hoogste berg van Australië, Mount Kosciuszko. Is maar 160 kilometer omrijden, dus doen we niet moeilijk over. Ligt ook in de Snowy Mountains, dus misschien een beetje koud, maar dat moeten we er dan maar voor over hebben.

Als we aankomen in het alpengebied zien we een bordje 'Schnapps Distillery', daar moeten we natuurlijk even kijken! Als we de auto uitstappen voelen we pas dat het best wel koud is hier.. en wij lopen nog op onze teenslippers. In tegenstelling tot alle anderen hier, want iedereen loopt in ski-jassen en snowboots haha. De distilleerderij blijkt een luxe restaurant, dus we zijn sowieso een beetje underdressed. Nick loopt in een grijze joggingbroek met daarop een grijs vest, die outfit heeft hij al ongeveer twee weken continu (en dan bedoel ik dag en nacht) aan. We gaan maar niet naar binnen.

Verderop rijden we langs een bordje 'skitube', ook maar even kijken. We komen in een echte skihal, inclusief mensen in complete skipakken. Nu zijn onze teenslippers hélemaal misplaatst. Voor $19 kunnen we met het laatste treintje naar de piste boven, de enige plek in het hele gebied waar nu genoeg sneeuw ligt om te skiën. Beetje te duur vinden we en bovendien hebben we niet de juiste kleding.

We rijden weer verder en komen bij de officiële ingang van Kosciuszko National Park. Ze pakken het hier iets serieuzer aan dan in andere parken: er is een park entry station. In de zomer mag je voor $16 naar binnen, maar aangezien het nu al tien dagen winter is, moeten we $27 betalen. Oh, dat vinden we wel een beetje veel. Dat zeggen we tegen het aardige mevrouw achter het loketje en zij vertelt ons dat we als we nog een kilometertje doorrijden, we daar kunnen draaien.

We komen echter bij een afslag met daarop 'Thredbo Diggings Campground' en besluiten een kijkje te nemen. We komen bij een geweldig riviertje terecht en 'daar moet je wel heel goed kunnen vissen!' Bovendien hebben wel wel ff 160 kilometer omgereden om de hoogste berg van Australië te zien en het is wel een beetje zonde om nu om te draaien en weg te rijden. Toch maar wel blijven dan. 'We zijn al binnen', zeg ik, 'we kunnen ook hier blijven, wat denk jij?' We besluiten het er maar niet op te wagen, rijden weer terug naar het entry station en komen aan hetzelfde loketje. 'Fancy seeing you again!' Aardig mevrouwtje, met de achternaam Dijkstra, want ze is met een Fries getrouwd. 'Oh, die verstaan wij niet', zeggen wij. Zij na 46 jaar ook nog steeds niet, zegt zij.

Terug op de campground wordt het alweer bijna donker. Snel nog even hout verzamelen in het bos (mag hier, je mag hier zelfs een kettingzaag gebruiken! dat hebben we nog niet eerder gezien). Glibber de glibber over het gras en ja hoor, ik ga met mijn handen vol takken weer eens op mijn kont. Schoudertje doet even knak, maar verder valt de schade gelukkig mee.

Het vuurtje blijkt hoognodig, want het is echt gruwelijk koud. De tijd van teenslippers is voor mij definitief voorbij (verdrietig moment, na al die maanden), maar Nick weigert schoenen aan te trekken. Ik snap niet dat die jongen zijn tenen überhaupt nog voelt! Voor we naar bed gaan koken we op het vuurtje een paar liter water en maken we met lege limonadeflessen kruikjes, die we tussen ons in leggen.

Ik weet niet of je ooit in een skigebied gekampeerd hebt, maar het is best wel HEEL ERG FUCKING KOUD, zeg maar. De kruikjes blijven gelukkig een paar uur warm en dus ga ik er heel dicht tegen aan liggen. Alles in de tent is vochtig, inclusief de kussens en de slaapzak. Gelukkig ligt die bovenop de fleecedeken die daardoor bespaard blijft en onze warmte vast houdt. Als de kruikjes uitgewerkt zijn, wordt het pas echt bikkelen. Ik heb nog nooit in mijn leven zo'n koude nacht meegemaakt.

De volgende ochtend is het nog steeds vreselijk koud en dus mag ik van Nick eindelijk eens wat langer onder de warme deken blijven liggen. Om 08.30 komt er een auto aanrijden: 'Is dat de ranger die komt controleren?' Ja hoor! We geven elkaar een high five, die ene keer in een maand tijd dat we betaald hebben voor een nationaal park en trots de sticker op onze ruit hebben geplakt, worden we gecontroleerd. Goed gegokt! We zijn ook blij dat we gecontroleerd worden, anders hadden we voor niks betaald ;).

Hij vraagt of we het niet ongelooflijk koud hebben gehad vannacht. Uhm ja. Kan wel kloppen, zegt ie: 'It got to minus 4 at one point'. Dat verklaart een hoop! Vandaag wordt het een mooie dag, zegt ie: 'It get's up to 7 degrees up the hill!'. Oh goh, klinkt inderdaad als een heerlijke dag.

Zodra ik de tent uitstap, wil ik het liefste weer terug kruipen onder de warme deken. Brrrrrr!!! Nick maakt gelukkig snel het vuurtje weer aan en sprokkelt wat hout om hem even gaande te houden. Ik wil wel helpen, maar ik voel m'n vingers niet meer. We warmen ons dicht bij het vuur en drinken een kopje thee, vergezelt door twee eendjes die het vuur zo te zien ook wel aangenaam vinden.

Wonder boven wonder heb ik in dit park gewoon mobiel bereik en dus kan ik eindelijk China Airlines bellen. Ik wil eigenlijk 19 of 20 juni vliegen, maar dan is het vliegtuig volgeboekt. Voor 18 juni kan ik volgens de beetje chagrijnige slecht Engels sprekende Chinese mevrouw op de wachtlijst. Ok.. maar mijn vlucht staat nu voor de 12e, dus wanneer hoor ik dan of ik de 18e kan vliegen? Ik weet het, wanneer zij het weten, is haar behulpzame antwoord. Ok, maar is dat dan voor de 12e? Nee, ze weten het wanneer ze het weten. Maar voor wanneer moet ik dan mijn vlucht wijzigen? Dat kan tot 48 uur van te voren, zegt ze. Ok, dus dat is voor 22.00 vanavond. Ik ben de draad kwijt en ongeduldig vraagt ze me of ze me nou wel of niet op die wachtlijst moet zetten voor de 18e. Ok, doe maar wel dan.

Verward hang ik op en als ik aan Nick probeer uit te leggen hoe het nou zit, besef ik des te meer dat ik geen idee heb. Straks maar even terug bellen. Maar eerst rijden we door naar Thredbo Village, het hoogste ski dorp in Australië. Tenminste, dat is de bedoeling, maar de auto wil niet.

We hopen maar dat het beestje het gewoon koud heeft. Na het nodige opwarmen wil ie eindelijk vooruit, maar de heuvel op terug richting de hoofdweg gaan we met ongeveer 5 km/u omhoog. Ik hoop heel hard dat we niet achteruit weer terug gaan.. Ons Subaruutje weet het uiteindelijk te halen, maar weigert vervolgens op de weg weer dienst. We kruipen met gemiddeld 15 km/u over een 80 km/u weg vooruit.

Na een paar honderd meter zet Nick de auto aan de kant en kijken we elkaar vertwijfeld aan: 'Ik hoop maar dat ie gewoon nog moet opwarmen, het zou wel heel zuur zijn als we hier nu met autopech komen te staan. Op de een of andere manier krijgt ie altijd kuren als we in the middle of nowhere zijn!' We laten de motor weer een tijdje draaien en uiteindelijk weten we dan toch weer de aangeven snelheid te rijden. Pfieuw.

Thredbo blijkt een echt ski dorp, zoals we die ook in Europa hebben. Het enige beetje sneeuw dat we kunnen ontdekken is opgespoten sneeuw, ongeveer 30 m2. Fotomomentje!! Ik had gehoopt dat we hier vandaan Mount Kosciuszko zouden kunnen zien, maar dat valt tegen. Daarvoor moeten we $34 per persoon neerleggen en dat vinden we iets te duur.

In plaats daarvan gaan we naar het verwarmde zwembad, waar we nog het meest genieten van de warme douche die we hier kunnen nemen. 'Zo, nu hebben we bijna alles gedaan wat je tijdens een skivakantie doet.. behalve skiën', zegt Nick. 'Ja! Maar nu moeten we ook schnitzel eten!', zeg ik. Dus gaan we in het dorp op zoek naar schnitzel, maar nep ski dorp als het is, hebben ze niet eens schnitzel.

Dan maar bij de auto een broodje klaar maken. Ik bel China Airlines nog maar eens om wat verduidelijking te vragen en krijg gelukkig een meewerkender persoon aan de lijn. Ik kan maar vlucht ook niet naar de 17e, 16e of 15e verzetten en de kans dat ik op de 18e kan vliegen, acht ze ook klein. We zitten nu nog (denk ik dan) 300 kilometer van Sydney vandaan en daar moeten we de auto nog schoonmaken en proberen te verkopen, dus ik wil liever niet al over twee dagen vliegen. De 14e is er nog wel plek, dus uiteindelijk verzet ik hem naar die dag en word ik ook op de wachtlijst gezet voor de 18e, voor de zekerheid.

Terwijl ik dat regel, hoor ik Nick met een man praten. Als ik opgehangen heb, vraagt Nick: 'Zin om naar boven te gaan?' en laat twee kaartjes voor de skilift zien. 'Hoe kom je daar nou weer aan?!' 'Nou die man vroeg of we al boven waren geweest en toen zei ik nee en toen gaf ie me twee kaartjes.' Haha, hebben wij weer! Op naar de hoogste berg van Australië!

Zitten we dan in een skilift, omhoog over een sneeuwloze berg. De ranger vanochtend had gelijk: het is ook nog eens een prachtige dag. Het is kraakhelder, zonnig en helemaal niet koud. Wat een geluk weer! Ik vind het allemaal erg leuk, dit had ik zeker niet bedacht voor ik naar Australië ging. De lift eindigt bij 'Eagle Nest', op 1943 meter hoogte.

Als we uit de lift stappen, weten Nick niet meer wat we hier ook weer kwamen doen, dus vraagt hij het aan de meneer van de lift: 'Uhm.. what can we do around here?' De man kijkt hem een beetje verdwaasd aan, ik denk niet dat ie vaak mee maakt dat iemand $34 betaald en de moeite neemt de skilift te nemen naar deze hoogte en dan vraagt wat ie hier eigenlijk kan doen. We kunnen wandelen, zegt de meneer. Naar de top is zo'n 12 km return, dus gaan we niet meer redden voor de laatste lift (die gaat om 16.00 en het is nu 13.00). We kunnen wel naar het uitzichtpunt, een wandeling van zo'n 4 km return.

Helemaal in de sneeuwsferen, gaan we eerst voor een warme chocolademelk met slagroom in het hoogste café van Australië. Allebei niet zo'n zin in weer een lange wandeling, spreken we af dat we gewoon een stukje gaan lopen en wel kijken hoe ver we komen. Zodra we de vallei inlopen, zijn we diep onder de indruk. Overal verspreid liggen rotsen met daartussen heidelandschap, afgewisseld met watervalletjes en hier en daar een beetje sneeuw. Het is mooooiiiiii! Dus lopen we een stukje, en dan nog een stukje, nemen foto's in de sneeuw, lopen nog een stukje, want daar verderop ligt meer sneeuw... en lopen uiteindelijk toch gewoon naar het uitzichtpunt, waar we dan toch nog kijken op de hoogste (helemaal besneeuwde top) van de hoogste berg van Australië. Wow. Ik heb een enorme glimlach op mijn gezicht en voel me een beetje euforisch: op mijn laatste officiële roadtrip dag sta ik nog even hier.

Pas tegen het einde van de middag zijn we terug bij de auto, alweer bijna donker dus. Tussen hier en Sydney ligt niets meer wat we nog niet gezien hebben, want aan de noordkant van dit park ligt Canberra, waar we een paar weken geleden nog waren. We besluiten meters te gaan maken richting Sydney en in het donker door te rijden. Als we het park uitrijden staat een richtingaanwijzer. We hebben ons een beetje vergist: Sydney is niet ongeveer 300 kilometer, maar 469 km om precies te zijn.

Onderweg bel ik mijn ouders om ze te vertellen dat ze ervan uit kunnen gaan dat ik de 16e thuis kom, dus ineens over 6 dagen. Ik verwacht namelijk niet dat ik de 18e kan vliegen. Volgens mij zijn ze ook wel blij dat er nu eindelijk een definitieve datum is dat ik terug kom en maken hun agenda leeg voor de komende maandagochtend. Wat snel al ineens!
Via Cooma rijden we noordelijk en komen weer langs Canberra. We moeten er een beetje om lachen: wat een idiote route hebben we genomen eigenlijk. We zijn meesters in het omrijden. Maar, we hadden niks anders willen doen!

Ik heb geen zin in nog eens zo'n koude, vochtige nacht en daarom zoeken we tegen een uurtje of 20.00 een motel in Goulburn. Nick sputtert eerst een beetje tegen ('Waarom kamperen we niet gewoon?'), maar kan zijn geluk niet op als we in het warme bed tv liggen te kijken. Af en toe heb ik wel goede ideeën.

De volgende morgen rijden we verder naar Sydney, nog zo'n 200 kilometer over een voor ons bekende, vrij saaie, route. In de ochtend word ik gebeld door een onbekend nummer. Het is Jessica van China Airlines, die me vertelt dat ik toch de 18e kan vliegen. Huh, wat? Omdat ik helemaal niet verwacht had dat ik de 18e kon vliegen, had ik me er inmiddels helemaal op ingesteld dat ik over drie dagen naar huis zou gaan. Even omschakelen dus en nu moet ik ook mijn ouders weer bellen om te zeggen dat ik tóch later thuis kom, maar uiteindelijk is het wel fijn. Kan ik in ieder geval meehelpen onze geliefde auto te verkopen. En gelukkig maakt het voor de kindjes van mijn zus niet uit, want ze had op de één of andere manier heel goed gegokt door op de kalender aan te kruisen dat ik de 20e thuis zou komen. Bovendien ben ik ook op de 20e vertrokken, dus ik vind het wel een leuke symboliek :).

Na een paar uur komen we aan in Sydney en navigeren we op de kaart (om de tolwegen te vermijden) naar Manly. Lijkt ons wel leuk om daar nog een weekje te blijven, aangezien we daar ook begonnen zijn. Terug waar het allemaal begon... en bijna naar huis!

Ik heb er zin in. Na alle ongelooflijke mooie dingen die ik heb mogen meemaken is het tijd om weer lekker bij mijn familie en vrienden te zijn. Op naar nieuwe avonturen. Maar eerst nog ff die auto verkopen ;).











  • 13 Juni 2014 - 08:40

    Rene De Jager:

    Houi Sanne en Nick,

    Sanne weer bedankt voor het uitgebreide verslag het was het afgelopen jaar geweldig om steeds zo uitgebreid van jullie avonturen te kunnen meegenieten. Hopelijk gaat het lukken met de verkoop van de auto en anders kan je miss een garagebedrijf of handelaar vinden die hem tegen commissie voor jullie verkoopt. Succes daarmee, het zal nog moeilijk zijn om afscheid te nemen van jullie trouwe 4wd en tijdelijke woning! :) We wensen jullie nog een aantal heel mooie dagen in Australie en voor straks natuurlijk weer van harte welkom in Kattuk!
    Rene en Bertine
    Nb wij zijn nog tot eind juli in France

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Sanne

Op avontuur!

Actief sinds 19 Sept. 2013
Verslag gelezen: 1029
Totaal aantal bezoekers 22492

Voorgaande reizen:

20 September 2013 - 20 Maart 2013

Bangkok, Taipei, Sydney and beyond

Landen bezocht: